Hoe ziet een finance case-interview eruit?
Een finance case-interview maakt meestal deel uit van een assessment als het bedrijf waarbij je solliciteert je probleemoplossend vermogen en je strategisch denken wil toetsen. Je krijgt dan een businesscase voorgelegd die lijkt op een situatie die je in de praktijk kunt tegenkomen. Hoe die businesscase er uitziet hangt dus af van de functie waarop je solliciteert en de branche waarin het bedrijf zich begeeft. Vaak gaat het erom om te analyseren of het bedrijf op een bepaald terrein moet uitbreiden of een nieuw product op de markt kan zetten. Je krijgt eerst een uitleg over het probleem en daarna word je in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen. Vervolgens ga jij aan de slag om de zaak te analyseren en het probleem op te lossen.
Financiële kennis
Omdat bij een case-interview gebruik wordt gemaakt van realistische projecten, is enige kennis van de financiële kant van de zaak onontbeerlijk. Financiële aspecten zijn vaak doorslaggevend bij het wel of niet door laten gaan van nieuwe projecten. Voor de meeste case-interviews is het voldoende als je de basisbegrippen beheerst, voor andere daarentegen heb je diepere kennis nodig.
Als je weet dat je een case-interview krijgt, heb je natuurlijk geen tijd om een uitgebreide finance-opleiding te gaan doen om je kennis op te vijzelen. Het is echter wel zinvol om je van te voren te verdiepen in de financiële basisbegrippen. Solliciteer je op een ‘algemene’ functie dan heb je hier veelal voldoende aan. Voor een functie als controller of voor een andere specifieke finance-functie heb je uiteraard meer kennis nodig.
Vijf basisbegrippen
Voor de meeste case-interviews heb je voldoende aan de kennis van vijf basisbegrippen. Wordt het ingewikkelder, dan zal een manager al snel de hulp inroepen van een expert op dit gebied. Jij als sollicitant hoeft deze kennis dus ook niet te hebben. Komen er moeilijker begrippen ter sprake tijdens het case-interview, dan zal men niet op voorhand van je verwachten dat je daarvan precies weet wat het is. Er wordt wel verwacht dat je dan vragen stelt, zodat je weet waarover het gaat.
De basisbegrippen waar het om draait zijn:
- omzet;
- vaste en variabele kosten;
- winst;
- rendement;
- terugverdientijd.
Omzet
De omzet, ook wel opbrengsten of inkomsten genoemd, bestaat uit het totale bedrag dat een bedrijf van zijn klanten of opdrachtgevers ontvangt door de verkoop van zijn producten of de levering van zijn diensten. Dit wordt altijd uitgedrukt in geld, in Nederland meestal in euro, maar in bijvoorbeeld dollar of Britse pond is ook mogelijk.
Heb je zelf een bedrijf, dan kan je als je je administratie op orde hebt, met één druk op de knop je inkomsten van een bepaald jaar te zien krijgen. Tijdens een case-interview wordt echter vaak aan je gevraagd of je de omzet wilt berekenen. Je krijgt dan bijvoorbeeld het aantal producten dat een bedrijf heeft gekocht en de gemiddelde prijs van deze producten. Je krijgt dan de omzet door het aantal producten te vermenigvuldigen met de gemiddelde prijs.
Het kan ook zijn dat de totale omzet in de branche (de totale marktomzet) wordt gegeven en het marktaandeel van het bedrijf. Dat is het deel van de totale marktomzet dat door het bedrijf wordt verdiend. De omzet van het bedrijf wordt dan verkregen door de totale marktomzet te vermenigvuldigen met het marktaandeel van het bedrijf.
Formule: Omzet = Prijs (p) x Hoeveelheid (q)
Vaste en variabele kosten
De kosten, ook wel uitgaven genoemd, is het totale bedrag dat een bedrijf kwijt is om zijn producten of diensten te kunnen leveren en het bedrijf draaiende te houden. Het gaat dan bijvoorbeeld om grondstoffen die voor de producten nodig zijn, brandstoffen, salarissen, huisvestingskosten, reclamekosten, belastingen en rente op leningen.
Deze kosten kunnen verdeeld worden in vaste kosten en in variabele kosten.
De variabele kosten hangen af van de productie of de verkoop van je producten. Hierbij kun je denken aan grondstoffen of verpakkingsmaterialen. Je variabele kosten nemen toe als je meer produceert of verkoopt. De ene maand kunnen de variabele kosten dus hoger zijn dan de andere maand. Voor de vaste kosten geldt dat niet, deze zijn niet afhankelijk van je productie of verkoop. Vaste kosten zijn bijvoorbeeld de huur van een bedrijfspand of het salaris van vaste medewerkers. Worden er echter tijdelijk werknemers ingehuurd om een piek in de verkoop of productie op te kunnen vangen, dan valt dat onder variabele kosten.
Formule: Totale kosten = Constante (vaste) kosten + Variabele kosten
Winst
Winst, ook wel nettowinst genoemd, is het geld dat overblijft van de opbrengsten als alle kosten zijn betaald. De winst is dus de omzet min de kosten. In case-interviews gaat het veelal om de vraag of een bedrijf al dan niet winstgevend is of wat er gedaan kan worden om het bedrijf meer winst te laten maken.
De winst wordt altijd berekend over een bepaalde periode, bijvoorbeeld een jaar of een kwartaal. Om de winst te kunnen berekenen moeten zowel de vaste kosten als de variabele kosten bekend zijn. Door deze bij elkaar op te tellen krijg je de totale kosten. Deze totale kosten moeten dus van de opbrengsten worden afgehaald om de winst te krijgen.
Om zijn winst te verhogen kan een bedrijf twee dingen doen: de inkomsten verhogen of de kosten verlagen.
Formule: Winst = Omzet – Totale kosten
Rendement op investeringen of ROI
Als iemand geld in een bedrijf investeert wil hij natuurlijk weten wat dit op termijn oplevert. Het begrip ‘rendement op investeringen’ of ‘return om investment’ (ROI) geeft aan hoeveel winst (of verlies) een investering oplevert. Je deelt hiervoor de winst over een bepaalde periode door de hoogte van je investering. Deze investering wordt ook wel ‘initiële kosten’ genoemd. De ROI wordt uitgedrukt in een percentage en wordt berekend over een bepaalde periode, meestal een jaar.
Stel je hebt voor een bedrijfje 1000 euro nodig aan initiële kosten om een machine te kopen om een bepaald product te kunnen maken en je hebt in een jaar 400 euro aan variabele kosten. Als je dan 500 euro verdient met de verkoop van je product, dan heb je dat jaar 100 euro winst gemaakt. De ROI is dan 100 euro gedeeld door 1000 euro is 10 procent.
Bij een case-interview zal je waarschijnlijk de ROI moeten berekenen voor een investering in een nieuw project door het bedrijf. Het gaat er dan om te bepalen wat de initiële kosten zijn. Deze initiële kosten worden slechts eenmaal, aan het begin van het project gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld voor de bouw van een fabriek zijn of voor de aanschaf van machines.
De ROI kan verhoogd worden door een hogere winst te maken of door de initiële kosten omlaag te brengen.
Terugverdientijd
De terugverdientijd is de tijd die het kost om een investering (de initiële kosten) terug te verdienen. In het bovenstaande voorbeeld om de ROI te bepalen bedraagt de terugverdientijd 10 jaar. Er was 1000 euro geïnvesteerd en er werd 100 euro winst per jaar gemaakt. De terugverdientijd is dus de initiële investering gedeeld door de winst over een bepaalde periode. Meestal wordt de terugverdientijd in aantal jaar berekend. Desgewenst kun je de terugverdientijd ook in maanden of dagen weergeven.
Als de terugverdientijd negatief is, betekent dit dat er een negatieve winst is oftewel dat er verlies op het project wordt gedraaid.
Kortom
Met deze vijf basisbegrippen zou het finance case interview geen probleem meer mogen zijn. Je kunt eventueel ook nog altijd dieper duiken in tabellen en grafieken om extra kennis op te halen.