Vermenigvuldigen en delen zijn twee berekeningen die je veelvuldig zult tegenkomen op assessments. Het is niet alleen belangrijk om met grote getallen (uit je hoofd) te kunnen vermenigvuldigen en delen. Het is ook belangrijk om het snel te kunnen vanwege de tijdslimiet tijdens assessments.
In dit hoofdstuk wordt het vermenigvuldigen en delen behandeld. Vervolgens worden tips gegeven om sneller te leren vermenigvuldigen en delen.
Hieronder vind je de regels voor vermenigvuldigen en delen:
a×b=ab
(-a)×b=-ab
a×(-b)=-ab
(-a)×(-b)=-ab
N.B: bij vermenigvuldigen maakt de volgorde niet uit, dus:
a×b=b×a=ab=ba
a÷b=c
(-a)÷b=-c
a÷(-b)=-c
(-a)÷(-b)=c
Snel vermenigvuldigen
Bij vermenigvuldigen gaat het meer om het juist toepassen van trucs dan vaardiger worden in het hoofdrekenen.
Hieronder worden de verschillende trucs behandeld. Je zult dus zelf per som moeten vaststellen welke truc het best geschikt is. Het kiezen uit de juiste truc is een kwestie van veel oefenen.
Splitsen
De eerste en meest bekende methode om grote vermenigvuldigingen uit te rekenen is door de getallen te splitsen. Neem het volgende voorbeeld:
23 x 26
Je voert de volgende berekeningen uit:
20 x 20 = A
20 x 6 = B
3 x 20 = C
3 x 6 = D
Antwoord = A+B+C+D
Dus,
20 x 20 = 400
20 x 6 = 120
3 x 20 = 60
3 x 6 = 18
Antwoord = 400 + 120 + 60 + 18 = 598
Ongeacht de grootte van het getal kun je deze berekeningen zo uitvoeren. Een moeilijker voorbeeld:
345 x 45
Je voert de volgende berekeningen uit:
300 x 40 = A
300 x 5 = B
40 x 40 = C
40 x 5 = D
5 x 40 = E
5 x 5 = F
Antwoord = A+B+C+D+E+F = 15.525 (controleer zelf het antwoord).
Je kunt bovenstaande makkelijker maken door de getallen in een tabel te zetten met de gesplitste getallen op de assen:
|
300 |
40 |
5 |
SOM |
40 |
12000 |
1600 |
200 |
13800 |
5 |
1500 |
200 |
25 |
1725 |
|
|
|
|
15525 |
Het voordeel is dat je op deze manier geen getallen kunt vergeten. Daarnaast staan de getallen die je moet optellen in een handige kolom onder elkaar. Het optellen van de verschillende getallen doe je natuurlijk weer met de methode zoals je deze hebt geleerd bij snel optellen.
Tot slot nog een voorbeeld met twee honderdtallen:
215 x 365
Je voert de volgende berekeningen uit:
|
200 |
10 |
5 |
SOM |
300 |
60000 |
3000 |
1500 |
64500 |
60 |
12000 |
600 |
300 |
12900 |
5 |
1000 |
50 |
25 |
1075 |
|
|
|
|
78475 |
Oefenopgaven
- Bereken:
a |
36 x 45 |
|
e |
46 x 488 |
|
i |
477 x 354 |
|
b |
49 x 56 |
|
f |
65 x 588 |
|
j |
651 x 189 |
|
c |
49 x 12 |
|
g |
37 x 951 |
|
k |
621 x 235 |
|
d |
27 x 65 |
|
h |
16 x 543 |
|
l |
754 x 274 |
|
Vermenigvuldigen met 5 en veelvouden van 5
Het vermenigvuldigen met 5 is eenvoudiger dan het lijkt. Je vermenigvuldigt simpelweg met 10 en deelt vervolgens door 2. Neem het volgende voorbeeld:
23 x 5
Dus, 23 x 10 = 230, 230 / 2 = 115.
Nu met een moeilijker voorbeeld:
384 x 5
Dus, 384 x 10 = 3840, 3840 / 2 = 1920.
Hetzelfde geldt voor veelvouden van 5. Vaak kun je dan een getal vinden waarmee het makkelijker vermenigvuldigen is. Neem bijvoorbeeld 25:
23 x 25
Dan kan het makkelijker zijn om eerst met 100 te vermenigvuldigen en daarna door 4 te delen. Uiteraard is dit niet altijd het geval.
Dus, 23 x 100 = 2300, 2300 / 4 = 575.
Oefenopgaven
- Bereken:
a |
36 x 5 |
|
e |
46 x 25 |
|
i |
47 x 50 |
|
b |
49 x 5 |
|
f |
65 x 25 |
|
j |
65 x 50 |
|
c |
409 x 5 |
|
g |
307 x 25 |
|
k |
421 x 50 |
|
d |
827 x 5 |
|
h |
146 x 25 |
|
l |
774 x 50 |
|
Vermenigvuldigen met getallen die eindigen op 9
Het vermenigvuldigen van getallen die eindigen op een 9 is erg eenvoudig. Hierbij vermenigvuldig je met een hoger tiental, hondertal of wat er net “boven” ligt. Vervolgens trek je 1 x de oorspronkelijke waarde van de uitkomst af. Neem het volgende voorbeeld:
14 x 9
Dus, 14 x 10 = 140, 140 – 14 = 126.
Een moeilijker voorbeeld:
13 x 99
Dus, 13 x 100 = 1300, 1300 – 13 = 1287.
Je ziet dat berekeningen op deze manier een stuk eenvoudiger worden. Het is natuurlijk niet nodig om altijd precies naar 10 of 100 af te ronden. Je kunt ook naar 20 of 60 afronden, net wat het makkelijker maakt. Het aftrekken van de ene term doe je natuurlijk weer met de snelle methode.
Oefenopgaven
- Bereken:
a |
65 x 9 |
|
e |
48 x 99 |
|
i |
43 x 19 |
|
b |
43 x 9 |
|
f |
35 x 99 |
|
j |
25 x 49 |
|
c |
475 x 9 |
|
g |
654 x 99 |
|
k |
121 x 49 |
|
d |
424 x 9 |
|
h |
457 x 99 |
|
l |
434 x 49 |
|
Afronden naar boven / onder
Verwant aan de truc voor getallen die op een 9 eindigen, is het afronden. Net als dat je de 9 afrondt naar een tiental kun je andere getallen afronden. Op basis van de eerdere regels kun je dus het beste toewerken naar een 10 of een 5. Dat kun je bereiken door zowel naar boven als onder af te ronden. Afhankelijk van wat je hebt gedaan, naar boven of beneden afronden, moet je de termen aftrekken of optellen.
Neem bijvoorbeeld:
213 x 18
Dus, 213 x 20 = 4260, 4260 – (2 x 213 =) 426 = 3834.
Nu een voorbeeld waarbij het makkelijker is om naar beneden af te ronden:
225 x 12
Dus, 225 x 10 = 2250, 2250 + (2 x 225 =) 450 = 2700.
Het afronden heeft dus ook veel overeenkomsten met het splitsen.
Vermenigvuldigen met 2 en machten van 2
Vermenigvuldigen met 2 is vrij eenvoudig. Het vermenigvuldigen met machten van 2 is hierdoor ook relatief eenvoudig. Ter info, enkele uitkomsten van machten van 2 zijn:
2, 4, 8, 16, 32, 64, 126, 256, 512, 1024
In plaats van dat je met een getal uit de reeks hierboven vermenigvuldigt, vermenigvuldig je simpelweg het juiste aantal keer met 2. Dus voor 8 doe je dat drie keer, want:
Hieronder de volledige lijst met machten voor de hierboven genoemde getallen:
21=2 26=64
22=4 27=128
23=8 28=256
24=16 29=512
25=32 210=1024
Als je dus met 8 wilt vermenigvuldigen kun je, naast de methode van het afronden, ook het volgende doen:
34 x 8
Dus, 34 x 2 x 2 x 2 = 68 x 2 x 2 = 136 x 2 = 272.
Oefenopgaven
- Bereken:
a |
65 x 2 |
|
e |
48 x 8 |
|
i |
43 x 128 |
|
b |
43 x 2 |
|
f |
35 x 16 |
|
j |
25 x 256 |
|
c |
45 x 4 |
|
g |
64 x 32 |
|
k |
12 x 512 |
|
d |
24 x 4 |
|
h |
45 x 64 |
|
l |
43 x 1024 |
|
Halveren en verdubbelen
Een andere truc die vaak werkt is de getallen te halveren en verdubbelen. Hierbij vergroot en verklein je de twee termen net zolang tot er een combinatie verschijnt die makkelijker rekent. Neem het volgende voorbeeld:
32 x 82
Dat wordt hetzelfde als:
16 x 164
8 x 328
4 x 656
2 x 1312
1 x 2624
Dus het antwoord is 2624.
In bovenstaand voorbeeld zijn beide getallen even. Het maakt daarom niet uit welk getal je halveert en welk getal je verdubbelt. Het kan ook zo zijn dat je een oneven en even getal in de som hebt. Let erop dat je het even getal halveert en het oneven getal verdubbelt.
Nog een voorbeeld met een oneven en even getal:
12 x 33
6 x 66
3 x 132
Het antwoord is 396.
Oefenopgaven
- Bereken:
a |
50 x 12 |
|
|
e |
48 x 18 |
|
i |
43 x 12 |
|
b |
16 x 48 |
|
|
f |
88 x 16 |
|
j |
25 x 26 |
|
c |
40 x 44 |
|
|
g |
63 x 32 |
|
k |
12 x 51 |
|
d |
12 x 36 |
|
|
h |
45 x 64 |
|
l |
44 x 17 |
|
Snel Delen
Delen is van de vier basis berekeningen de lastigste om snel uit je hoofd te doen. Hieronder vind je enkele technieken om het delen makkelijker te maken.
Delen en rest
Op assessments gaat het erom dat je de berekeningen niet alleen juist uitvoert maar ook snel. Daarnaast krijg je vaak een aantal keuzemogelijkheden. Daarom is het vaak voldoende om het antwoord te benaderen. Om snel een indicatie van het antwoord te vinden kun je gebruikmaken van rest:
52÷5
50÷5=10 en rest 2
In plaats van het antwoord precies uit te rekenen, reken je enkel het gedeelte uit dat je snel kunt vinden. In dit geval 50 ÷ 5 en laat je de rest 2 staan. Je kunt deze rest ook herschrijven naar een breuk, dan krijg je:
52÷5=10 2/5
Meer over rekenen met breuken lees je in breuken.
Oefenopgaven
- Schrijf het antwoord op als getal en rest.
a |
25 ÷ 4 |
|
|
e |
48 ÷ 7 |
|
i |
43 ÷ 3 |
|
b |
16 ÷ 5 |
|
|
f |
88 ÷ 9 |
|
j |
25 ÷ 8 |
|
c |
40 ÷ 9 |
|
|
g |
63 ÷ 6 |
|
k |
12 ÷ 8 |
|
d |
12 ÷ 5 |
|
|
h |
45 ÷ 4 |
|
l |
44 ÷ 10 |
|
Vereenvoudigen
De eerste en makkelijkste manier is om de getallen te vereenvoudigen. Hierbij kun je soms halveren:
200÷4
100÷2
50÷1=50
Als je niet kunt halveren, kun je vaak op een andere manier vereenvoudigen. Bijvoorbeeld door 10, 100 of 1000 te delen:
210÷30
21÷3=7
Mocht het niet met halveren of tien kunnen, kun je een gemeenschappelijke deler zoeken:
93÷27
31÷9
Bovenstaande getallen, 93 en 27, kunnen beide door 3 worden gedeeld. Hierdoor vereenvoudig je de som naar 31 ÷ 9. Dit kun je weer oplossen met de en rest methode:
31÷9
27÷9=3 en rest 4
Oefenopgaven
- Gebruik vereenvoudigen om te berekenen, schrijf waar nodig en rest op:
a |
42 ÷ 4 |
|
|
e |
480 ÷ 70 |
|
i |
98 ÷ 14 |
|
b |
66 ÷ 8 |
|
|
f |
800 ÷ 60 |
|
j |
77 ÷ 21 |
|
c |
88 ÷ 4 |
|
|
g |
540 ÷ 50 |
|
k |
243 ÷ 81 |
|
d |
124 ÷ 16 |
|
|
h |
490 ÷ 20 |
|
l |
108 ÷ 27 |
|
Delen door 5
Als je moet delen door 5 kun je ook het volgende doen:
×2÷10
Met een voorbeeld:
43÷5
43×2=86
86÷10=8,6
Oefenopgaven
- Geef het antwoord, schrijf waar nodig en rest op:
a |
69 ÷ 5 |
|
|
e |
40 ÷ 5 |
|
i |
981 ÷ 5 |
|
b |
37 ÷ 5 |
|
|
f |
64 ÷ 5 |
|
j |
770 ÷ 5 |
|
c |
68 ÷ 5 |
|
|
g |
57 ÷ 5 |
|
k |
243 ÷ 5 |
|
d |
34 ÷ 5 |
|
|
h |
96 ÷ 5 |
|
l |
108 ÷ 5 |
|
Splitsen
Splitsen kan op twee manieren, namelijk door het getal waardoor gedeeld wordt te splitsen. Of door de deler te splitsen. Hieronder worden beide methodes behandeld.
Getal splitsen:
54÷3
54=30+24
30÷3=10 en 24÷3=8
10+8=18
Deler splitsen:
324÷6
324÷(2×3)
324÷3=108
108÷2=54
Oefenopgaven
- Gebruik splitsen om te berekenen:
a |
66 ÷ 3 |
|
|
e |
87 ÷ 3 |
|
i |
112 ÷ 14 |
|
b |
128 ÷ 8 |
|
|
f |
119 ÷ 7 |
|
j |
624 ÷ 24 |
|
c |
57 ÷ 3 |
|
|
g |
84 ÷ 6 |
|
k |
135 ÷ 27 |
|
d |
68 ÷ 4 |
|
|
h |
624 ÷ 6 |
|
l |
120 ÷ 24 |
|