Wat zijn dubbele analogieën?
Een analogie is een vergelijking waarbij de overeenkomst tussen twee zaken wordt gebruikt als redenering. In de psychometrie worden analogieën vaak ingezet voor het meten van het verbale redeneervermogen. Een dubbele analogie is hier voor geschikt omdat dit vaak complexe vraagstukken zijn. Naast dubbele analogieën bestaan ook enkele analogieën. Hierbij moet één uitkomst worden bepaald in plaats van twee. Deze worden dan ook vaak makkelijker gevonden.
Onderstaand vraagstuk is een voorbeeld van een enkelvoudige analogie die gebruikt wordt bij assessments.
Vuur staat tot ijs als vast staat tot …
- Vloeibaar
- Koud
- Vast
- Warmte
Vuur en ijs zijn tegenovergestelde zaken. De grondslag van de analogie is dan ook tegenovergestelde van. Het tegenovergestelde van vast is vloeibaar.
Het fijne aan deze enkele analogie is dat één grondslag al is weergegeven. Het achterhalen van die grondslag gaat dan ook redelijk gemakkelijk. Daarna is het een kwestie van de grondslag toepassen op de tweede vergelijking.
Een dubbele analogie is complexer dan een enkele analogie omdat beide vergelijkingen met één onbekende worden getoond. Dan kun je dus niet direct beginnen met de eerste grondslag herleiden. Een voorbeeld van een dubbele analogie tref je hieronder aan.
……… staat tot kieuwen als vogel staat tot ………
1 vis a kuiken
2 oceaan b valkenier
3 hengel c vleugels
4 visser d roofdier
5 aas e vliegen
Het antwoord is dat vis staat tot kieuwen als vogel staat tot vleugels. Vissen hebben namelijk kieuwen en vogels hebben vleugels. Het onderliggende principe is “dieren met een kenmerkend lichaamsdeel”.
Er zijn talloze grondslagen voor een analogie te bedenken. Hieronder tref je de meest gebruikte aan:
- Tegenstelling: hierbij staat de tegenstelling centraal. Bijvoorbeeld warm en koud.
- Synoniem: hier geldt juist de overeenkomst als analogie. Bijvoorbeeld heet en warm.
- Functioneel: in veel gevallen een voorwerp en waarvoor het wordt gebruikt. Bijvoorbeeld oven en verwarmen.
- Overtreffende trap: sommige woorden hebben een overtreffende trap. Bijvoorbeeld warm en warmer.
- Eigenschap / kenmerk: gaat over eigenschappen / kenmerken van bepaalde woorden. Bijvoorbeeld een kachel kan warm zijn.
- Verzameling + categorie: bijvoorbeeld een verwarmingssysteem en een CV-ketel.
Sommige bureaus maken gebruik van een extra categorie:
- Vorm analogie: bijvoorbeeld Kerst en sterk. De woorden hebben geen relatie met elkaar, maar maken wel gebruik van dezelfde letters.
Verbaal redeneren
Assessments meten jouw capaciteiten op verschillende vlakken. Vrijwel altijd zijn dit numeriek, logisch en verbaal redeneervermogen. Elk onderdeel vormt een ander aspect van jouw cognitieve vaardigheden.
Zoals eerder genoemd vallen dubbele analogieën onder de categorie verbaal redeneren. Voor het testen van verbaal redeneren zijn er meerdere opties. Omdat assessments gebruikt worden als selectiemiddel heeft de keuze voor dubbele analogieën ook gevolgen voor jouw assessment.
Dubbele analogieën worden als complex ervaren. Dit vanwege de talloze mogelijke grondslagen en de vele antwoordcombinaties. Om toch een goede score te behalen is het belangrijk dat je zowel de juiste techniek hanteert bij het oplossen als de juiste strategie in het algemeen.
Dubbele analogieën zijn een veelgebruikt onderdeel in assessments. De techniek waarmee je dubbele analogieën oplost en de juiste strategie verschilt per assessmentbureau. Daarom is het erg belangrijk dat je specifiek voor jouw assessmentbureau oefent.
Voorbeeldvragen met antwoorden
Zie onderstaand enkele voorbeelden van dubbele analogieën van verschillende type assessmentbureaus. Je moet voor elk voorbeeld twee antwoorden geven.
Voorbeeld 1) Een dubbele analogie zoals in het LTP Assessment wordt gebruikt:
……… staat tot reflecteren als telescoop staat tot ………
1 spiegel a vergroten
2 bewonderen b ruimte
3 mediteren c buitenaards
4 rust d oriëntatie
5 glad e doorzichtig
Voorbeeld 2) Een dubbele analogie zoals deze in het Ixly assessment wordt gebruikt.
- Eten B) Griek C) Glas D) Kapot E) Lepel F) Vogel
Voorbeeld 3) Een dubbele analogie zoals deze in het PiCompany assessment wordt gebruikt.
|
wol – schaap |
|
|
|
A |
dons – gans |
B |
lammetje – ram |
C |
katoen – trui |
D |
hoorn – snavel |
Voorbeeld 4) Een dubbele analogie zoals deze in het Meurs/Eelloo assessment wordt gebruikt.
|
|
……… |
staat tot |
verlichten |
als |
alarm |
staat tot |
……… |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 |
verzwaren |
|
|
|
|
|
|
|
a |
vijand |
2 |
pijn |
|
|
|
|
|
|
|
b |
wekker |
3 |
toorts |
|
|
|
|
|
|
|
c |
waarschuwen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De antwoorden zijn:
Voorbeeld 1) Spiegel en vergroten. Dit is een functie/eigenschap van een gebruiksvoorwerp. Een spiegel reflecteert, een telescoop vergroot.
Voorbeeld 2) Eten en Glas. Linksboven staat een gebruikersvoorwerp en rechtsonder een werkwoord. Dat betekent dat er rechtsboven ook een werkwoord moet staan. Het enige werkwoord uit de antwoordopties is eten. Als je rechtsboven eten invult, weet je dat het een gebruiksvoorwerp is in combinatie met waar je het voor gebruikt. Aangezien je een glas gebruikt om te drinken, kun je dat linksonder invullen.
Voorbeeld 3) Antwoord A. Een schaap kan de grondstof wol verschaffen. Een gans kan de grondstof dons verschaffen.
Voorbeeld 4) Toorts en waarschuwen. Een toorts heeft als functie om te verlichten. Een alarm heeft als functie om te waarschuwen.
Dubbele analogieën oplossen
Je hebt meerdere methoden om dubbele analogieën op te lossen.
Methode 1: de intuïtieve methode
Hoe meer analogieën je hebt gemaakt, hoe makkelijker dit gaat. Er zijn een aantal grondslagen mogelijk voor een analogie. Als je het woord hamer ziet dan zijn er een aantal van deze grondslagen meer waarschijnlijk dan andere. Zo is een hamer een gebruiksvoorwerp en past het in de verzameling gereedschap. Er bestaat geen overtreffende trap van een hamer. Zo kun je eerst kijken of bijvoorbeeld spijker, gereedschap of slaan in de opties staan. Als dat zo is en je kunt aan de andere kant ook een vergelijkbare grondslag vinden dan is de kans groot dat je de juiste analogie hebt gevonden.
Methode 2: de gestructureerde methode.
Je kunt er ook voor kiezen om alle opties te verkennen. Kies hiervoor één kant van de analogie die je makkelijk vindt om op te lossen. Voor sommige mensen is dat de linkerkant, voor andere de rechter. Ga dan gestructureerd alle antwoorden langs om een grondslag voor de analogie te vinden.
Maak van elke antwoordoptie een zin met het woord wat je al hebt. Als je deze zin aan de andere kant letterlijk net zo kunt maken heb je de juiste analogie gevonden. Zo niet, dan ga je door met de volgende antwoordoptie.
Het maken van een goede controle zin:
De intuïtieve methode heeft als voordeel dat deze sneller kan zijn dan de gestructureerde methode. Het nadeel is dat je ook sneller fouten maakt. In beide gevallen moet je gebruik maken van de controle zin.
Zie de uitgewerkte voorbeelden hoe een dergelijke controlezin er uit ziet. In voorbeeld 4 is de controlezin aan beide zijden van de dubbele analogie gelijk. De inhoud veranderd maar de verdere zin niet: Een toorts heeft als functie om te verlichten. Een alarm heeft als functie om te waarschuwen.
Je bent klaar in je voorbereiding als je voor alle grondslagen in staat bent om deze snel te herkennen en er een betrouwbare controle zin mee te maken. Dan moet je nog bekend maken met de specifieke manier van toetsen per assessmentbureau. Daarvoor kun je gebruik maken van ons maatwerk trainingsmateriaal.
Welke assessmenbureaus maken gebruik van dubbele analogieën?
Zoals je hebt kunnen lezen worden dubbele analogieën vaak gebruikt als instrument voor het testen van verbaal redeneervermogen. Dubbele analogieën kan je verwachten bij de volgende assessmentbureaus: LTP, Eelloo en PiCompany.